Baby Merino No. 1 – model 09

Correct:

Rugpand

In kleur A 77 (83 – 91 – 99) st opzetten, en 3 (3 – 3,5

– 4) cm in boordpatroon br. In de volgende terugtoer

av st br., en gelijkmatig verdeeld 8 (8 – 10 – 10) st

minderen = 69 (75 – 81 – 89) st.

In basispatroon verder br. Na 4 (4 – 6 – 6) toeren met

naalden 4 mm in basispatroon volgens telschrift intarsiepatroon

1 br. Hierbij de draden, voor de kleurenwissel,

op de achterkant kruiselings leggen (om

gaatjes te voorkomen). In de 4de toer met naalden

3,5 mm en kleur A verder br. Met naalden 4 mm op

een hoogte van 11 (14 – 17 – 22) cm in basispatroon

volgens telschrift intarsiepatroon 2 verder br. Na deze

4 toeren van het telschrift, op een hoogte van circa

12 (15 – 18 – 23) cm, volgens telschrift intarsiepatroon

3 4 verder br., en voor de armsgaten, aan weerskanten

1×4 st afk. = 61 (67 – 73 – 81) st.

Voor de raglanvorming, aan weerskanten in de

volgende en in elke volgende toer in totaal 5×1 (5×1 –

5×1 – 9×1) st en in elke volgende 2de toer (heentoer)

in totaal 14×1 (15×1 – 17×1 – 16×1) st afk. Tegelijk na

deze 24 toeren van het Intarsiepatroon 3 4 weer met

naalden 3,5 mm in kleur A verder br.** Op een hoogte

van circa 19 (22 – 26 – 31,5) cm, als nog 35 (41 – 43 –

45) st op de naald zitten, voor de achterste opening,

de middelste st op een hulpnaald in ruststand zetten,

en vervolgens de twee zijden apart afwerken.

Op een hoogte van circa 22,5 (26 – 30 – 35,5) cm de

resterende 11 (13 – 14 – 15) st op een hulpnaald in

ruststand zetten. De tweede zijde evenzo afwerken,

maar tegengesteld.

 

Mouwen

Met naalden 3,5 mm in kleur A 41 (41 – 43 – 45) opzetten,

en 3 (3 – 3,5 – 4) cm in boordpatroon br. In de

volgende terugtoer av st br., en gelijkmatig verdeeld

2 st meerderen = 43 (43 – 45 – 47) st.

In basispatroon verder br., en voor de mouwvorming,

aan weerskanten in de 3de (3de – 5de – 5de) toer

en in elke volgende 6de toer in totaal 5×1 (7×1 – 8×1

– 10×1) st meerderen = 53 (57 – 61 – 67) st. Tegelijk

met naalden 4 mm in de 5de t/m 8e (5de – 8e – 7de

– 9de – 7de – 9de) toer volgens telschrift intarsiepatroon

1 br., dan met naalden 3,5 mm en kleur A

verder br.

Op een hoogte van 14 (16 – 19 – 23) cm met naalden

4 mm 4 toeren volgens telschrift intarsiepatroon 2 br.

In de volgende toer, op een hoogte van circa 15 (17 –

20 – 24) cm volgens telschrift intarsiepatroon verder

br. Voor de mouwkop 1×4 st afk. Vervolgens voor de

raglanvorming, aan weerskanten in de volgende en

in elke volgende toer in totaal 1×1 (3×1 – 1×1 – 3×1) st

en in elke volgende 2de toer (heentoer) in totaal 16×1

(16×1 – 19×1 – 19×1) st afk. Tegelijk na deze 24 toeren

van intarsiepatroon 4 weer met naalden 3,5 mm in

kleur A verder br. De resterende 11 (11 – 13 – 15) st

op een hulpnaald in ruststand zetten.

De tweede mouw evenzo afwerken.